
MART GAAT NÓG EEN EINDJE WANDELEN


Om te beginnen is er een overzichtstentoonstelling van Paolo Veronese, renaissance-schilder in Verona en Venetië, tijdgenoot van Palladio, met enorm grote doeken met bijbelse voorstellingen, maar dan alsof ze in de zestiende eeuw plaatsvonden in de architectuur van Palladio.
Daarna de vaste collecte, een hele zaal vol Jeroen Bosch! Inclusief de Tuin der Lusten. Vermeer, Rembrandt, Breugel, Dürer, heel veel Rubens, aat heeft sie man veel geschilderd. Titiaan, Caravaggio, Velázquez, Raphael, El Greco, veel Zurbarán niet te vergeten. Heel veel Goya. Een eerste kopie van de Mona Lisa uit het atelier van Da Vinci, of misschien tegelijkertijd geschilderd, als studie. En zo ging het maar door.


Woensdagavond ben ik weer thuis, tot ziens!

Vandaag ben ik gaan lopen
Was het maanden al van plan
Pas toen iedereen gezegd had
dat het niet kon, ging ik lopen
Zie mij lopen toch
Hier loop ik dan.
Niks bijzonders, zou je zeggen, maar toch. Het had opgehouden elke dag te regenen, de ergste pijntjes waren naar de achtergrond, de rugzak zat eindelijk goed, er ontstond zoiets als een routine en het moment brak aan dat ik om mij heen kon kijken en genieten. Ik liep door hele grote velden met snijmais en bloeiend lijnzaad, en ik dacht: Ja! Hier loop ik dan! Ik ben hier! Een gelukservaring, zo je wilt. De gewaarwording dat ik onderdeel was van een veel groter geheel, en dat alles wat ik hoefde te doen, was almaar door die velden te blijven lopen, en vooral: dat te onthouden voor later.
En gek genoeg moet ik daar altijd aan denken als ik op dat paadje bij de Conradkade loop, aan die velden en aan dat moment. Terwijl ik dan toch gewoon mijn boodschappen ga doen in de Albert Heyn.
Nu weet ik zeker dat je niet per se een lange wandeling hoeft te maken om diezelfde ervaring te hebben. Het komt alleen niet vanzelf naar je toe. Misschien is een goed begin om jezelf op een vast moment per dag te vertellen hoe goed het is om te leven, ook al is het misschien niet perfect.

Drie weken Camino del Norte brachten weer veel mooie landschappen, geworstel met de elementen, herkenbare beelden in herbergen en aparte medewandelaars. Maar ook veel asfalt, dagelijks bezig moeten zijn met een slaapplaats en een reisgezelschap dat telkens uit elkaar viel vanwege die slaapplaatsen.
Vooruitkijkend zie ik op beide routes, de Norte én de Primitivo, een voortzetting van dit alles. Ik zag gisteren weer heel veel rugzakken bij de kathedraal, aan de start van de Primitivo. Bovendien wordt het snel warmer nu. Dus ik koester de afgelopen weken en doe die Primitivo misschien later nog eens, voor de drukte uit.

In 2024 voltooiden 499.242 personen de reis naar Santiago de Compostela.
Daarvan liepen 24.462 personen vanaf Oviedo via de Camino Primitivo. Via de Camino del Norte liepen 21.417 personen.
De man/vrouwverhouding ligt dicht bij elkaar: vrouwen: 54%; mannen: 46%.
De deelnemers kwamen uit 120 landen. Koplopers zijn de Spanjaarden met 42%. Velen daarvan starten in Sarria, lopen 105 kilometer en voldoen daarmee aan het vereiste dat je 100 km gelopen moet hebben om je Credencial afgestempeld te krijgen.
6.340 Nederlanders kwamen in 2024 aan in Santiago.

Ik heb een poosje bij hem gezeten en hem bijgepraat over waar zijn inspanningen zoal toe geleid hebben. Ik hoefde hem niet te vertellen over de door hem uitgestippelde route en de vele bruggen over rivieren die nog onder zijn bewind gebouwd zijn, en de vele herbergen en kapelletjes en kerken en kloosters en hospitalen en barretjes die langs de route verschenen.
Ik heb hem verteld over de gele pijlen overal, over De Buen Camino App, over het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, en over de Haagse kring daarvan, die elke eerste donderdag van de maand bij elkaar komt in café Dudok, en dat je tegenwoordig gewoon online een Credencial kunt bestellen. Daar keek hij wel van op.
En ik heb hem bedankt voor de ervaring van het lopen door al die onooglijke gehuchten, waar de lucht soms zwanger was van de sterjasmijn, en langs al die paarden en koeien en ezels en geiten en blaffende honden achter hekken, en paadjes in natte bossen.

Vanuit het raam van het hotel, aan de rand van de stad, daar waar de heuvels beginnen, zag ik gisteren iemand met een rugzak over een paadje lopen. Mijn eerste reactie was: checken of daar de Camino loopt. Maar iedereen loopt hier, daar waar wij de fiets even pakken, een kwartiertje lopen voor boodschappen is hier niet ongewoon. Er zijn dan ook overal paadjes uitgesleten in het gras, olifantenpaadjes, de kortste verbinding te voet van A naar B. Er begint er een onder mijn raam aan het eind van het parkeerterrein. Grote delen van de Camino Frances gaan over zulke paadjes, soms pas je er met je rugzak net op, zo smal zijn ze, en ik liep ze ook vaak in Frankrijk, twee jaar geleden.
Het zijn de paadjes waar ik blij van word. De foto hierboven is in Den Haag, tussen mijn huis en de Albert Heyn. Links de huizen aan de Obrechtstraat en tram 11, rechts de Conradkade en de woonboten. Het loopt stiekem achter de bomen langs, het slingert een heel klein beetje, mensen lopen er met hun honden. Elke keer als ik dat paadje op stap, ben ik weer onderweg ergens in Frankrijk. Hoe sterk zo’n beeld kan zijn, en hoe eenvoudig de beloning.
De afgelopen twee weken heb ik die paadjes gemist. Er waren er veel in de heuvels van Baskenland, daarna alleen nog maar korte stukjes van een paar kilometer en natuurlijk het immer stijgende bospad van eergisteren.

Vandaag is de voorgenomen rustdag. Dat betekent uitslapen, uitgebreide zorg voor de voeten, naar de wasserette, dit stukje schrijven in een bar waar de hele buurt de vrije zaterdag viert. En dan me verdiepen in de geschiedenis van Oviedo, naar het museum, het oude centrum en de kathedraal.
Een week geleden nam ik mij voor om in elk geval tot Oviedo door te lopen en dan verder te zien. Ook dat moment is nu aangebroken.
km: 17,61 (478.38); st: 27.639 (707.558)

Vandaag heb ik mijn wekker een halfuurtje later gezet, half zeven. Meestal zie ik om zes uur al lege bedden om mij heen, van wandelaars die al stilletjes van de slaapzaal af geslopen zijn. Nu ligt iedereen nog te slapen. Ik dommel nog even weg, maar als ik om kwart over zeven wakker schrik ligt iedereen er nog steeds.
Een van de twee vrouwen uit de andere kamer is al wel wakker, een Duitse. Ze vertelde gisteren dat zij haar woning opgezegd heeft en is gaan lopen, vanuit Duitsland. Onderweg zoekt ze baantjes om rond te komen. Het is een beetje van beide, zegt ze, een verloren en vrij zijn. Ze loopt na Santiago door naar Portugal, daar zou ze wel willen wonen.

Oviedo is het begin van de Camino Primitivo, de route van de eerste bedevaart naar Santiago de Compostela in 815 door koning Alphons II van Asturië.
Ik zit een halfuurtje op het plein voor de kathedraal en afgaand op het aantal rugzakken dat hier rondzwermt en een stempel haalt, wordt het druk op de route. Je pikt ze er op een mijl afstand uit. De twee Nordic walking stokken, al dan niet in gebruik om zelfs mee in de stad te lopen. Of de houten staf. De zonnehoeden. De nog onverdiende Jacobsschelp op de rugzak (want die is een bewijs dat je Santiago gehaald hebt, voor op de terugweg). En soms ook het gedrag (De rugzak verdient ook een stoel op het terras. De sociale omgangsvormen zijn hier vast hetzelfde als waar ik vandaan kom, dus ik hoef me niet aan te passen).

km: 27.31 (469.77); st: 35.950 (679.919)

Het was 1 april 2023, het was mijn eerste wandeldag van Den Haag naar Rotterdam, en ik kreeg een kopje koffie in een schowroom voor jachten. Ze waren daar met zijn vieren aan het werk, masr voor een man met een rugzak en zo’n bizarre missie hielden ze even pauze.
De vraag naar je motivatie is grofweg onder te verdelen in twee categorieën: je loopt ergens voor weg of je bent ergens naar op zoek. Die twee vragen komen in vele vormen. Is het ‘iets’ religieus? ‘Iets’ spiritueels? Moet je met iets in het reine komen? Gaat het je om onthechting? Is het soms een sportieve uitdaging?

Het reisgezelschap is ook gescheiden. De Française doet de Primitivo, en ook de twee Engels sprekende jongens, voor in de twintig, die uit Chicago blijken te komen, en ook de Canadese vader en zoon. We komen elkaar vanmiddag weer tegen in de herberg van Pola de Siero. De Koreaan heb ik na mijn valincident niet meer gezien, terwijl hij ook de Primitivo zou lopen.
Er was vandaag een hoogte te overwinnen: de eerste honderd meter ging over asfalt en daarna ging het naar de 450 over een immer stijgend pad in het bos. De ondergrond was gras, gemaaid gras, aarde, rotsen, boomwortels en takken. Het was er vredig en stil, er zongen vogels, het gebrom van de autosnelweg was weg, ik liep boven de laaghangende wolken uit.
Ik had wel eeuwig willen blijven stijgen in dat bos. Als die man in de showroom mij vandaag die vraag gesteld had, dan was dat mijn antwoord geweest.

km: 27.96 (441.46); st: 36.420 (643.969)

De vrouw met de twee lieve honden gezien, waar een aantal wandelaars het eerder al over hadden. Als ze geen herberg kan vinden waar de honden welkom zijn, zoekt ze een kerk met zo’n veranda, waar er hier veel van zijn, om onder te slapen. De twee Australische vrouwen die ik al na Deba zag, een van hen was een paar dagen ziek, ze hebben drie dagafstanden ingehaald per bus.
De Canadese vader en zoon die twee dagen geleden opdoken in die afgelegen herberg in Piñeres. De Française die me die ochtend overeind hielp toen ik gevallen was… De man uit Slowakije kwam ik hier op straat tegen, afscheid genomen want hij gaat verder over de Norte terwijl ik afbuig naar het zuiden…

km: 25.03 (413.50); st: 31.053 (607.549)

Veel nieuwe gezichten weer, vrouwen en mannen die in groepjes lopen, het lijken studenten. En een Amerikaanse familie, negen personen, waaronder kinderen, vijf dagen op de weg nu maar wel al twaalf stempels in hun Credencial. Ze stempelen ook in de bars waar ze luidruchtig zitten te zijn.
Als je in Santiago de Compostela aangekomen bent, maak je een afspraak in het Pelgrimskantoor van de Kathedraal. Je komt daar tegenover een persoon te zitten die je Credencial doorneemt: Ah, je was in klooster zus en zo, en oh, in die en die kathedraal! Hoe zou dat gesprek gaan als je stempels alleen maar één lange kroegentocht laten zien!
Over een afstand van 50 kilometer zijn er nu alleen herbergen met 10 bedden, die alle van tevoren volgeboekt zijn, hoorde ik gisteren. Het reisgezelschap verspreidt zich over hostels en hotels en pensions en misschien verzamelen we morgen weer in Villaviciosa. Ik slaap vannacht in een uitstekende kamer met een regendouche, voor de prijs van vier herbergen.
Boodschappen kun je hier een paar kilometer verderop doen, in Agricentro Mori, waar ze behalve levensmiddelen ook autobanden verkopen, en emmers en verf en plastic tafelzeil. Ik slenter daar tussen de friteuses en de zilveruitjes en de worsten voor op de barbeque, en bedenk: wat heb ik eigenlijk nodig? Ik heb voldoende in mijn rugzak. Een brood misschien. Dat hebben ze niet.

Mijn hand, daar kan ik over melden dat die meer zwelling vertoont dan de andere. Dat is normaal, denk ik: de spieren en pezen hebben wat tijd nodig om van de schrik te bekomen.

km: 19.55 (388.47); st: 29.438 (576.496)

Een halfuurtje later, in het gezondheidscentrum, concludeerde de dokter dat mijn pink uit de kom was. Hij trok er eens krachtdadig aan en toen zat alles opeens weer op de goede plek.
Jacobus! dacht ik. Jacobus heeft eindelijk genoeg van die verhalen van me. Intussen had ik de bussen en treinen vanuit Llanes al gecheckt voor de reis terug naar huis, want met gips zou ik niet verder lopen. Maar een koffie verder en van de schrik bekomen, kon ik toch weer verder.

Het nieuws dat de Nederlander afgehaakt was met een gebroken hand had zich al verspreid, en de verbazing was dus groot toen ik me hier ongedeerd meldde in Casa Rectoral.
km: 29,31 (368,92); st: 38.078 (547.058)

En zo ontstond dus de Jacobus-legende: een beschrijving uit 1150 van zijn transport naar Spanje in het jaar 44, en de ontdekking van zijn graf door Pelayo in 814. De laatste keer dat de resten van Jakobus opgegraven zijn, onder de kathedraal, was in 1884, op last van paus Leo XIII, om voor eens en voor altijd uit te maken of ze wel aan de apostel toebehoorden. En wat denk je? Ja hoor, het is hem!
Vanaf 814 kwam er een stroom pelgrims op gang, er vestigde zich een gemeenschap van christelijke boeren rondom het heiligdom dat Alphons de Kuise had later bouwen, het kleine heiligdom werd vervangen door een kerk en later door de huidige basiliek; waar de hut van de kluizenaar gestaan had verrees een kerk en later een klooster, en gaandeweg groeide daaromheen een stad.
De naam Santiago de Compostela werd voor het eerst genoemd in 1056. Santiago is afgeleid van San Iago, de heilige Jacobus. Compostela wordt gedacht afgeleid te zijn van het Latijnse Campus Stellae, sterrenveld, naar de bijzondere lichtverschijnselen die Pelayo naar het graf leidden. Maar het kan ook afgeleid zijn van het eveneens Latijnse ‘Composita Tella’, wat gewoon begraafplaats betekent, naar het Romeinse grafveld uit de eerste eeuw.
Sommigen geloven dat ‘de Camino jou geeft wat je nodig hebt’. Bijvoorbeeld als je je op de Camino begeeft om jezelf te hervinden, dan geeft de Camino jou die ervaring. Of zij geeft je iets anders, omdat zij vindt dat je dàt nodig hebt. Sommigen kunnen je daar krasse voorbeelden van geven. Soms gaat het ook om schijnbaar banale zaken. Bijvoorbeeld, je moet schuilen in een bar omdat het verschrikkelijk begint te regenen. En waar komt de eigenaar mee aan? Een paraplu, die een medewandelaar gisteren vergeten is!
Sommigen geloven ook dat de apostel Jakobus zich vanuit Santiago nog actief bezighoudt, vía de Camino, met de wandelaars. Als er kleine onvredes ontstaan bijvoorbeeld, of dat de aarde je schoenen vastzuigt in de blubber, dat dat dan het werk van Jacobus is, die jou daarmee ‘de weg naar binnen’ wijst. Ikzelf vind dat nogal een ingewikkelde gedachtenconstructie.

Voor het eerst in vele dagen liep ik weer over de grindpaden met stenen en rotsen en graspaden in de groene strook langs de kust, door velden met paarden en rode koeien, daar waar ik veel meer in mijn element ben. Paden die je voetmassage geven tijdens het lopen, en die je aan het eind van de dag voelt in je hele benen, en niet alleen in je voetzolen. Daar knapte mijn humeur weer een stuk van op.
Ik zag hier zojuist De Koreaan binnen stappen.
km: 23.84 (339.61); st: 33.628 (508.980)

Het verhaal gaat als volgt: kort na de marteldood van Jakobus halen twee van zijn leerlingen zijn lichaam weg en brengen het in veiligheid naar de havenplaats Jaffa. Daar treffen zij een bootje aan, zonder roer en zonder zeil. Ze leggen het lichaam erin en nemen zelf ook plaats. Geleid door een engel en een gunstige wind bereiken ze na zeven dagen de kust van Galicia, in het noordwesten van Spanje. Het bootje vaart de rivier Ulla en zijrivier Sar op, en bereikt de Romeunse garnizoensstad Iria Flavia, waar het tot stilstand komt tegen een steen.
Als de twee het lichaam vervolgens op die steen leggen, gebeurt er een wonder: de steen vormt een soort sarcofaag om het lichaam heen. Met een ossenwagen vervoeren ze het naar de plek waar nu de kathedraal staat, en bouwen daar een klein heiligdom. Tot hun dood blijven ze de wacht houden bij het graf, waarna zij zelf ook bijgezet worden.

Eén: half miljoen stappen gezet, gemiddelde dagafstand 24.2 km.
Twee: na een afwisselende start in de heuvels van Baskenland, gaat de route vanaf Bilboa goeddeels over verharde wegen, en niet zelden langs autowegen, aan de veilige kant van de vangrail. Dat verveelt op den duur, ik heb nog tien keer liever een modderpad met rotsen in een nat bos, dan al dat beton en asfalt onder de volle zon.
Drie: de schaarsheid aan slaapplaatsen stoort me serieus. Vanaf Santander zijn er veel meer Spanjaarden op de weg. Ze lopen in groepjes, kleine rugzakken, dus misschien lopen ze maar een kort stuk, maar evengoed liggen ze ‘s avonds wel op die bedden. Bovendien: een Spanjaard die Engels spreekt is een zeldzaamheid en ze zijn vooral onder elkaar, dus contact is er niet,
Het gevolg is dat ik de Grote Rugzakken veel minder zie: uit voorzorg verspreiden die zich: ze stoppen eerder of lopen juist een dorp verder. Soms zie ik een van de bekende gezichten vluchtig onderweg, maar een gevoel van saamhorigheid geeft dat niet. En volgens de verhalen wordt het verderop niet beter, eerder lastiger.
Ik heb zelf zowel gisteren als vandaag een eenpersoons kamer geboekt en ben vandaag vier kilometer eerder gestopt: in de beoogde bestemming Colombres is slechts een herberg met 20 bedden. Dat kost meer dan ik begroot had en ik zie geen anderen.
Aan de natuur en de omgeving ligt het allemaal niet: die vijfentwintig stranden die ik gepasseerd ben liggen stuk voor stuk onberispelijk tussen die rotsen, die heuvels liggen daar een partij groen te glooien dat het een aard heeft; schuin op links zijn de besneeuwde toppen van de Picos de Europa in beeld verschenen. Maar verder overheerst het gevoel dat ik me per dag maar zo’n beetje van A naar B beweeg en dat ik me druk moet maken om een bed, en daar haal ik te weinig plezier uit.
Daar heb ik dus vandaag wat over lopen rumineren, en ik heb me voorgenomen dat ik in elk geval naar Oviedo loop, zes dagreizen van hier, waar ik een eerste vrije dag gepland heb, en dat ik daar verder zie.
km: 22.50 (315.77); st 31.729 (475.352)

Dan ontdekt Pelayo, nog steeds het vreemde licht volgend, temidden van de struiken, drie sarcofagen. Hoewel kluizenaar, besluit hij zijn vondst toch te melden. De kerk raakt erbij betrokken, er wordt een onderzoek ingesteld in opdracht van Theodomir, bisschop van Irea Flavia, die vervolgens concludeert dat het hier gaat om de apostel Jakobus en zijn twee leerlingen.
Wat mij nu bezighoudt is deze vraag: hoe komt deze Theodomir erbij dat Jacobus in Spanje begraven ligt? De Christelijke traditie wil weliswaar dat hij, na de hemelvaart van Jezus, in Spanje gesignaleerd is, maar óók dat hij na een paar jaar teruggekeerd is naar Jeruzalem, waar hij in het jaar 44 onthoofd werd in opdracht van koning Herodus Agrippa. Dat laatste is goed gedocumenteerd in de Bijbel (Handelingen der Apostelen 12: 1 en 2).

De etappe van vandaag was er een om bij te komen van gisteren. Het ging wel als een jojo op en neer, maar op een manier die om uit te houden was.
Vergelijk het met zo’n loopband in de sportschool. Je stelt hem zo in dat hij telkens van nul naar acht graden stijgt en dan weer langzaam naar beneden gaat. Je laat de snelheid meelopen: bij nul graden zet je hem op zes kilometer per uur, bij acht graden op drie. En dan ga je tweeëneenhalf uur op dat ding lopen. Dan ga je even naar huis om wat te eten, en daarna doe je het nog tweeëneenhalf uur. Aan het eind heb je dan twintig kilometer gelopen.
Spierherstel is dan belangrijk, zeker als je het elke dag doet. Daarom is het misschien dat al die wandelaars de rest van de dag zo’n beetje lamlendig op hun bed hangen of anderszins rondlummelen. Zullen we de stad gaan verkennen? Neuh. Naar het museum dan?Mweh.
Nadat de schoenen uitgaan en de steun daarvan wegvalt, dan flapper ik met uitgezakte eendepoten door de herberg. En als ik de benen dan strek op het matras, dan vóel ik bijna die aderen en die pezen en al die spiertjes hun oorspronkelijke plek weer innemen.

22 05 2025, dag 12; Santander - Santillana del Mar
km: 37.4 (293,27); st 47.033 (443.623)

De uitdaging van vandaag lag niet zozeer in de hoogtemeters, maar in de lengte, voorspelde de Burn Camino app. . Zowel bij aankomst als bij vertrek was de route zeer spaarzaam aangegeven met gele pijlen. Op zo’n moment is er dan De App. Er zijn er verscheidene; ik gebruik Buen Camino. De hele route is aangegeven met een gele streep, getekend over satellietfoto’s van Google Earth. Een blauw balletje geeft heel precies aan waar jij bent op de route (of daarbuiten). Dus als ik, zoals gisteren, opeens midden in de duinen voor een struikgewas sta, waar ik dacht dat de route liep, dan trek ik De App tevoorschijn en zoek ik daarop een paadje waarmee ik weer op die streep beland.

De kustroute van gisteren heeft niet kunnen voorkomen dat ik gisteren toch een blaar had ter grootte van een euro. Precies op de plek waarmee je afzet. Ik heb hem voor het slapen doorgeprikt. Vraag tien wandelaars advies over blaren en je krijgt tien verschillende adviezen; ik kies voor leeg laten lopen en ontsmetten.
Het komt door al dat asfalt. Vandaag was ook de hele route verhard. Daar loop je dan, met je beurse poot, wetend dat het een hele lange dag wordt. Het ging door een heel aantal dorpen waar geen moer gebeurde en niets open was. De lucht was bewolkt, en die heuvels lagen er opeens veel minder appetijtelijk bij. Geen duizendstukjespuzzelplaatjes zeg maar. Pas na vijf uur lopen was er een bar en koffie.
Nadat ik een paar minuutjes weggedommeld was, was meteen ook de vaart eruit. Ik nam mij voor om mijzelf naar Vileda te slepen en daar een goedkope hotelkamer te zoeken. Het ging dwars door een industriegebied met hoogovens. Ik stuurde het blauwe balletje langs de enige supermarkt in de omtrek, brood, fruit, vruchtenmoes, die lekkere geitensmeerkaas, donkere ham, kefir, uit voorzorg een magnetronmaaltijd.
Maar eenmaal in Vileda aangekomen was het daar héél saai, en eigenlijk ging het lopen ook wel weer. Ik sprak mezelf bemoedigend toe, bijvoorbeeld wat een krasse ouwe knar ik wel niet was, wat een taaie, en zo. De zon brak door, ik hervond mijn kadans en deed op karakter die laatste zeven kilometer naar Santillana met haar honderd bedden, waar ik om vier uur arriveerde. En daar had ik mijn duizendstukjespuzzelplaatje: een prachtig en fotogeniek middeleeuws stadje. En voor vijftien euro een bed in een tweepersoons kamer in een heel schoon voormalig klooster.


km: 18.78 (255.87); st: 27.276 (396.590)

Padre Ernesto heeft veel om te vertellen: zijn jeugd hier op de boerderij in een gezin met 15 kinderen, zijn eigen werk in Zuid-Amerika en Afrika, de diverse camino’s verspreid over de wereld, zijn opvattingen over de camino als fysieke reis en een reis naar binnen, het opbouwen van deze herberg, die hij een utopische plaats wil laten zijn temidden van een materialistische buitenwereld.
Algauw wordt duidelijk dat dit lang gaat duren, en inderdaad, als de kok na een uur met een vragende blik in de deur verschijnt, wordt het tijd voor Padre Ernesto om af te ronden. Zijn tolk, een van de vrijwilligers van de herberg, die zelf ook nauwelijks Engels spreekt, heeft dan een uur lang moeizaam zitten vertalen, en als hij even twijfelde over een woord, vertelde Ernesto gewoon weer verder. Ik zie ouderen in slaap sukkelen en jongeren afhaken: dit verhaal dat alle kanten op zwabbert, eist veel van de Tiktok- generatie die gewend is aan filmpjes die eindeloos glad gesneden en ge-edit zijn.


Ik begrijp in grote lijnen de opzet van de vespers en de mis. Wel was er tijdens de vespers een mij onbekend ritueel met een soort spiegel, een grote scheerspiegel zeg maar. En tijdens de vespers was iemand alles klaar aan het zetten voor de mis, hij bleef maar komen met zilveren dienbladen en borden en schalen en kelken. De deur van de sacristie piepte, alsof een vrouw een ijselijke gil slaakte in de verte, en elke keer dat hij binnenkwam ging dat door merg en been.
Ook volg ik nooit zo goed hoe al dat zitten en staan werkt. Wat ik wel begrijp is de muziek, maar die was er dus niet. En ik voel er groot respect voor dat dit ritueel onveranderd uitgevoerd wordt, dag na dag, eeuw in eeuw uit, en dat onze Alphons de Kuise in 814 waarschijnlijk naar precies dezelfde teksten zat te luisteren als ik nu.
(de foto is van de crypte van de kathedraal)
km: 26.87 (237.09); st: 35.500 (369.314)

Het echte lopen begon dus om 9.30 uur, maar wederom geen druk, want het ging naar een herberg met 100 bedden! Hij ligt een eindje van de route af in de heuvels, en eenmaal binnen zijn we een soort afgesneden van de buitenwereld. Er wordt een maaltijd geserveerd en morgen een ontbijt, en er is zo meteen een bijeenkomst waar we allemaal worden geacht bij aanwezig te zijn. Een priester gaat ons uitleggen wat de ‘filosofie’ van deze herberg is. Nu ben ik van nature nogal allergisch voor zulke opgelegde ‘wij’-activiteiten, maar goed, we gaan het meemaken. Ah, daar is al een blij lachende mevrouw die met een bel rinkelt!
Een kort stukje derhalve vandaag, morgen meer!

19 05 2025, Dag 9; Castro Urdiales - Laredo
km: 33.55 (210.22); st: 46.761 (333.814)

Met koude knieën liep ik bij 12*C de eerste tien kilometer met mooie uitzichten over de oceaan naar Islares, waar ik even na negen aankwam. Een nietszeggend dorp waar ik mij gisteren waarschijnlijk erg verveeld had, had ik hier een slaapplaats gevonden. De kantine van de camping was open voor koffie, en toen ik daarna van de w.c. af kwam, zaten er drie nieuwe wandelaars, gezichten die ik nog niet eerder gezien had.
Maar toen ik de weg weer op ging, telde ik er nog tien, en die stiefelden nog aardig door ook! En meer dan dat: ze deden dat zo te zien ontspannen, niet dat Duitse zeg maar, waar ik me soms zo lekker in kan verliezen. Het duurde zeker een half uur voordat ik ze allemaal voorbij was, maar alleen omdat het voorste groepje een plaspauze hield. Eerst twee oudere Spaanse mannen. Toen twee converserende mannen: ook Spaans. Dan een man die alleen maar zijn hondje uitliet. Vier converserende mannen: Spaans. En er was een vrouw die iedereen eruit liep en daarna niet meer gezien is.
Ik nam mij voor om hen niet meer voor te laten en zette een strak marstempo in, maar toen ik een uur later omkeek zag ik het eerste regenjack alweer aankomen. Maar dat was De Hippie. Een verlegen en aardige Amerikaanse gast, voor in de twintig; hij loopt gewoon in t-shirt en spijkerbroek en op Crocs, en hij heeft twee ski-stokken bij zich en een katoenen hippie-rugzak. Ik zag hem regelmatig sinds Deba.
Toen begon het te stijgen en dalen in de bossen over verharde weggetjes, en haalde die hele Spaanse club mij keihard in. Pas toen de paden rotsig werden was ik weer in het voordeel. Nu ging het me vandaag niet om slaapplaatsen, maar ik word nu eenmaal niet graag ingehaald.
Enfin, om drie uur liep ik Laredo binnen en naar een herberg die deel uitmaakt van een nonnenklooster. Vrouwen en mannen in gescheiden slaapzalen. De Hippie is mijn stapelbed-onderbuurman.
Daarna naar de Vespers om zes uur, met alle kleding naar de wasserette, boodschappen, eten, even kijken naar de etappe van morgen en slapen.

In het noorden van Spanje bieden de Visigoten met succes weerstand en zo ontstaat daar een bergachtige strook die later Asturië gaat heten, en waar onze Alphons de Kuise in 791 koning wordt. In 844, twee jaar na de dood van Alphons, vindt er aan de zuidgrens van het koninkrijk, bij Clavijo, een veldslag plaats, en wie verschijnt daar aan de hemel, op een wit paard, zwaaiend met zijn zwaard, ter hulpe gekomen om de ongelovige vijand te verslaan?
De heilige Jacobus! Voortaan krijgt hij de bijnaam De Morendoder, en wordt hij eerst beschermheilige van het koninkrijk Asturië-Galicië-Leon en gaandeweg van het hele schiereiland.
km: 22.21 (176.67); st: 33.711 (287.053)

Hier zit er veel meer afstand tussen de slaapplekken, de herbergen of hostels hebben soms maar 10 bedden, de prijzen lopen enorm uiteen en veel wandelaars reserveren vooraf zodat je ter plekke alsnog achter het net vist.
Ik dus geprobeerd te reserveren in Islares vandaag, vanaf een bankje onderweg. Dat gaat via Booking.com. Gaandeweg bleek dat daar geen slaapplekken meer waren. Daarom moest ik tien kilometer eerder stoppen, in Castro Urdiales, waar ik vóór het middaguur al arriveerde. Hier heb ik - dat dan weer wel - voor een spotprijs een eenpersoons kamer met echte dekens op een echt bed in plaats van een slaapzak op een stapelbed, en een badkamer en witte handdoeken hélemaal voor mijzelf, in plaats van in de rij staan met je Decathlon handdoekzeemlapje.

In de loop van de dag ben ik de autonome provincie Baskenland uit gewandeld en de autonome provincie Asturië in. In vroeger tijden was Asturië de naam voor het hele kustgebied van Noord-Spanje, inclusief het huidige Baskenland en naar het westen toe tot aan de kust en de noordgrens van het huidige Portugal. Ook Santiago de Compostela lag in Asturië.
In 814, toen de marmeren graftombes van de heilige Jacobus en zijn twee lerrlingen - na eeuwen- op miraculeuze wijze herontdekt werden, door de kluizenaar Pelayo, ergens in een veld met struikgewas, was Alphonso II, bijgenaamd de Kuise, koning van Asturië. Zijn hof bevond zich in Oviedo. Toen hij van de vondst hoorde, twijfelde Alphonso geen moment en gaf hij opdracht om over de tombe heen een heiligdom te bouwen.
Zodra het bouwwerk af was, een gebouwtje van vier bij zes, ondernam Alphonso een bedevaart naar Santiago om het graf te bezoeken, en daarmee was de Camino Primitivo geboren. Het nieuws verspreidde zich over Asturië en andere Christelijke koninkrijken en dat bracht een groeiende stroom pelgrims voort uit Noord-Spanje en Frankrijk. Algauw was het heiligdom te klein en gaf Alphonso opdracht om een kerk te bouwen. Op deze plek staat tegenwoordig de kathedraal van Santiago.
Langs de noordkust ontstond zo de Camino del Norte, met nieuwe kerken, kapellen, hospitalen en herbergen. Alphonso II heeft hier een grote hand in gehad. Er ontstond ook een zuidelijke route die aangelopen werd vanuit Frankrijk via het klooster Roncesvalles, de Camino Frances, maar weldra werd het daar te gevaarlijk om te lopen: aan de zuidgrens van Asturië werd oorlog gevoerd tegen de Moren, die de rest van Spanje bezet hielden.
km: 32.21 (152.46); st: 37.827 (253.342)

Goed, drie bedden zijn gevuld, het is half elf, het licht is uit. Dan stapt een meneer binnen, die duidelijk veel tijd doorbrengt in de sportschool. Het licht gaat aan en vervolgens is hij langdurig aan het rondbanjeren. Een paar keer uitgebreid rochelen en neus doorsmeren in de badkamer. Dan ontwikkelt hij een ongezonde belangstelling voor het deurtje van zijn locker. Die is alleen maar af te sluiten met een hangslotje dat hij meegebracht, maar ook wil hij het lusje van zijn jas tegelijkertijd in dat slotje hebben. Drie kwartier later is het klaar en is de meneer weer weg.
Dan arriveert mijn onderbuurman, ook al zo’n sportjongen. Hij kleppert heen en weer op slippers. Ook rochelen en neus schoonmaken. Hij is meer van het gestoorde type, de achterdochtige soort. Hij heeft zijn bed van de buitenwereld afgeschermd met een laken. Dan ontdekt hij opeens mijn handdoek, die te drogen hangt aan mijn voeteneind. Later in de nacht hangt die over mijn trapje. Na twaalven staat deze man een aantal keren opeens op om op twintig centimeter van mijn hoofd uit het raam te staan turen, en opeens is hij verdwenen.
Inmiddels is nummer drie gearriveerd. Die heeft weinig plichtplegingen nodig maar gaat aan mijn voeten TouTube-filmpjes liggen kijken met het geluid een beetje aan.
Ik dommel toch in slaap en heb een wonderlijke droom. Ik ben deelnemer aan een t.v.-show, en deze mannen zijn acteurs die uittesten op welk moment ik uit mijn bed spring en schreeuw of het nou potverdikkeme eens afgelopen is!

km: 14.00 (122.25); st: 38.807 (215.515)

Om half acht heb ik ontbeten en ben ik klaar voor vertrek. Neon en Neon liggen nog op hun bed. Een Duitse vrouw is ook bijna klaar om te gaan. Arriba en Arriba hebben hier ook overnacht! Ze hebben de hele inhoud van hun rugzak op hun bedden uitgestald, allemaal zakjes en hoesjes en tasjes, en dat moet er allemaal op volgorde weer in. En dan is er nog een grote man met een zwarte baard en bril. Waar ik vandaan kom, vroeg hij gisteren. Oslo, zei ik. Oh, aha! knikte de ene Arriba naar de andere.
De eerste deel van de etappe ging over vlak terrein, maar vóór Bilbao moest het nog over een serie heuvels heen. Even over elven liep ik de rand van de stad in, een halfuurtje later was de afdaling naar de binnenstad voltooid. Vervolgens de stad kriskras doorkruist, door volksbuurten, winkelstraten en achterbuurten, op zoek naar een slaapplek, alles vol, totdat ik om twee uur onderdak had in Bilbao Metropolitan Hostel.

Daarna: zit ik op een terras, wereldburger te zijn. Om mij heen Spaanse oudere stellen en twee Engelse touristen. Ik zit in een vreemde stad die ik al een beetje ken, een beetje te kijken naar het gedoe om mij heen. Straks ga ik ontbijt kopen. En daarna? Misschien nog wel ergens zitten. Van alles wat ik doe, is reizen wat ik het liefste doe. Het liefst nog zonder doel en zonder plan.
km: 16.36 (108.25); st: 29.328 (176.708)

Picasso is op dat moment in Parijs; hij heeft al in januari een opdracht aangenomen voor de Wereldtentoonstelling van 1937, maar hij heeft weinig inspiratie voor een onderwerp. Als hij de foto’s van Guernika ziet, begint hij aan een doek van 3.50 bij 7.50 meter, waarop hij de verschrikkingen van het bombardement laat zien. Het schilderij hangt tegenwoordig in Madrid.
Het was vanmorgen 16*C, zwaar bewolkt en mistig, soms motregende het. Het ging meteen omhoog naar 250 meter door een bos. Alles was nat en modderig en glibberig en zompig en bedompt en natte overhangende takken en natte sprieten tegen je benen, en zo bleef het voor zeker driekwart van de wandeling. Eén doffe ellende, zwaar lopen en het schoot maar niet op. Soms kruiste het pad een weggetje met een gehucht met drie huizen, maar het eerste echte dorp bereikte ik pas om 13.00 uur.
Om 11.00 uur, nadat ik vier uur aan een stuk gelopen heb, is daar een boomstronk om even op uit te rusten. Tot aan dat moment heb ik geen levende ziel gezien, behalve twee Spaanse vrouwen die me inhaalden. Ik zit vijf minuten op die stronk en hoor een gesprek uit het bos komen, en wie duiken daar op? Neon en Neon!
Vanaf dat punt gaat het bospad over in verharde weg en lopen de Neons en ik lange tijd in elkaars zicht. We bereiken het dorpje Larrobetzu, daar is een herberg en daar houden we het voor gezien. Zes uur ploeteren voor zestien kilometer, het is mooi geweest. Het dorpje ziet er knus uit, de gehele bevolking, jong en oud, man en vrouw, staat in de kroeg met een wijntje en een pintxos, en er is geen haast.
De tocht naar Santiago verloopt niet in algehele euforie. Niks ‘onthechting’ of ‘verdieping’ of ‘spirituele ontwaking’ als je met elke voetstap vastgezogen wordt in de blubber. Een dag als vandaag loop ik me lange uren af te vragen wat ik hier eigenlijk doe, en me allenig te voelen.
Ook verloopt de tocht niet vrij van pijntjes. Ik voel bij momenten de wreven van mijn voeten, soms hangen mijn voeten eraan alsof ze van een ander zijn, een paar tenen worden gevoelloos, ik moet mijn rechter knie ontzien bij het traplopen.
Maar toch, als ik eraan denk hoe ik twee jaar geleden vertrok van de Abdij van Averbode, en alle pijntjes die ik toen voelde, en toen moest het glooien nog beginnen, dan verbaas ik me dat ik nu al die hoogtemeters maak zonder blessures. Er schijnt zoiets te zijn als ‘spiergeheugen’: hoe vaker je een oefening doet, des te beter slaan je spieren die informatie op. En inderdaad, de manier waarop ik mijn voeten neerzet op moeilijke ondergrond, het automatisch versnellen en vertragen bij het stijgen en dalen, de aanwijzingen van De Bergbeklimster, het lijkt alsof mijn spieren het liedje al kennen.

14 05 2025, Dag 4; Markina - Gernika-Lumo
km: 24.95 (91.89); st: 39.347 (147.380)

De vrouw met de staf vertrok vlak vóór mij, De Koreaan vlak achter mij, Arriba en Arriba zaten nog aan het ontbijt. Na anderhalf uur vrij vlak terrein was er een bar - gesloten. Ze zien hier misschien geen kassa in vijftig mensen die hier iedere dag voorbijkomen binnen een tijdsbestek van twee uur, op zoek naar een eerste koffie en vooruit, ook iets erbij.
Een halfuur later was er het plaatsje Bolibar met wél die inktzwarte dubbele espresso, die de wandelaar weer zo blij vooruit doet springen. Daar begon ook het onvermijdelijke gejojo in de heuvels, en dat bleef zo doorgaan tot aan Gernika. Wel was de etappe van vandaag minder veeleisend dan die van gisteren, wat de hoogtemeters betreft.
Wederom weinig mensen op de weg gezien. De vrouw met de staf is mij voorgebleven, De Koreaan zat mij op de hielen, ik zag twee vrouwen, moeder en dochter, en werd voor de derde dag op rij ingehaald door Neon en Neon, twee Spanjaarden met neonkleurige shirts, die onophoudelijk converseren en daarbij stevig doormarcheren.
Ik heb in deze vier dagen alle types paadje wel weer gezien. Het geasfalteerde weggetje tussen dorpen, het bospad, het modderpad, het pad bezaaid met losse stenen, het pad bestraat met grote keien op hun kant, het rotspad, de paden met alle combinaties van bovenstaande en de onverwachte afdaling via houten trappen vandaag in een bos, ergens tussen niks en nergens.

De truc is deze: je gaat een beetje door de knieën en je leunt wat achterover, en je zet telkens het midden van je voet, het deel net vóór je hak, midden op een steen, en je laat daar je voet overheen rollen. Zij, met dertig jaar Alpen-ervaring, deed die afdalingen bijna hollend, ik in een sukkelgang. Het vereist opperste concentratie, want slippen = vallen en je enkel verzwikken is ook niet goed, en als je blijft ‘hangen’ verplaatst je zwaartepunt naar voren, en met een rugzak ben je topzwaar, en moet je nog veel harder hollen om de controle weer te krijgen. Maar als je het kunstje beheerst ben je wel lekker snel beneden, en ik word er allengs beter in.

km: 23.15 (66.94); st: 40.061 (108.025)

Het ging vanmorgen meteen steil naar de 300 meter, en na een afdaling van 100 meter verder omhoog naar de 500. Vanaf daar werd de route wat milder, met hellingen tussen 5 en 10 graden. De laatste 5 kilometer had twee verrassingen in petto: regen en De Gevreesde Afdaling Naar Markina, met percentages van 14 graden.
Anderhalf uur na vertrek was er een restaurant - gesloten. Halfuurtje later: een herberg met rondom terrassen - geen levende ziel te bekennen. Ik kon er zo binnenlopen maar het was er helemaal leeg. Nog een halfuur later was er ‘de laatste bar vóór Markina’, tevens dus de eerste, voor een sterke koffie.
Tot dat moment had ik De Duitse gezien, twee Spanjaarden en liep ik De Koreaan achterop, de enige Koreaan die ik tot nu toe gezien heb (terwijl het er op de Frances van wemelt). Bij de bar zaten drie wandelaars. Ik begon mij zorgen te maken: was ik toch te laat gestart? Waar was iedereen? Lagen ze straks allemaal al op die 52 bedden?
Om 14.30 arriveerde ik nog redelijk fit en zonder blessures in de stromende regen in Markina. Direct in hoop en vrees door naar de herberg. Daar stonden vier paar schoenen in het rek, vier maar! Ik kon zelfs nog kiezen uit een zaaltje met vijf bedden en een met twintig.
Weldra arriveerden ook de eerste Nederlanders die ik hier zie, een stel rond de 40. Ze gaan met elkaar om alsof ze elkaar vorige week ontmoet hebben en het nu met elkaar moeten rooien op de Camino. Het klinkt onwennig. Ze vonden de vrijwilliger van dienst wat te gehaast, de een zei tegen hem “Arriba Arriba!” en de ander “Antele! Speedy Gonzales, hahaha, Speedy Gonzales!” Ze zijn vooral met elkaar bezig, maar als ze ernaar vragen ben ik Matthias uit Hamburg en laat ik hen worstelen met hun Engels. Ik ben niet in de stemming voor dit stel.

Wie is er toch ooit begonnen met die gele pijlen die je langs alle Spaanse Camino’s vindt? Dat was de pastoor van de kerk in O’ Cebreiro, een hooggelegen dorp langs de Camino Frances. Zijn naam was Elias Valiña Sampredo. De balangstelling voor de pilgrimage naar Santiago was tanende in 1984 en Elias kreeg een idee. Hij begon rondom O’ Cebreiro pijlen op bomen te schilderen met overgebleven gele verf van wegwerkers.
De dorpelingen vroegen hem waar hij in vredesnaam mee bezig was. Hij legde uit dat hij tot ver in de omtrek de route naar Santiago ging bewegwijzeren. Ze verklaarden hem voor gek, maar wacht maar af, zei de pastoor, over tien jaar wordt het hier weer druk.
De rest is geschiedenis. De pastoor heeft de opbloei van de route niet meer meegemaakt, hij stierf in 1989, maar waar je ook komt in Spanje zie je die pijlen. Ze staan op muurtjes, op bomen, op plaveisel, op officiële wegwijzers, op gemeentebordjes. Vanuit binnensteden word je met pijltjes naar de route geleid. Loop naar een kerk en je ziet een pijltje. Kerken zijn de bakens van de route.
km: 21.79 (43.79); st: 34.750 (67.972)

Daarna ging het de heuvels in, en we kunnen wel zeggen dat het hier zeer heuvelachtig is. Hier ging de snelheid fors omlaag. Wat heb ik een last gehad van mijn hamstrings bij het stijgen en mijn knieën bij het dalen! Tot aan Deba, eindpunt van de etappe, waren de stijgingspercentages zowel omhoog als omlaag moordend. Zo nu en dan ging het helemaal naar beneden om een stadje of riviertje te kruisen, en meteen daarna weer meteen fel omhoog. Maar tegelijk waren de vergezichten indrukwekkend, en dat maakte veel goed.
Halverwege passeerde ik voor de tweede dag de Kiwi en de Engelsman, die oude studievrienden blijken te zijn. Ook zag ik weer het echtpaar waarvan de man steeds loopt te fluiten, je zult hem maar bij je hebben. Ik zag de vrouw met de staf en de uitvouwkaart van twee meter. En de man die ook in de stad met twee nordic stokken rond loopt te tikken. De vier uit Amerika heb ik niet meer gezien.
Ik verbaas me over het grote aantal vrouwen van rond de 25. Er is er een met een band om haar knie. Een met bloementatoeages op haar benen. De Duitse. Die uit Schotland. Een Aziatische. Er is een vrij grote vrouw met zeven kleuren haar, die bij het passeren strak voor zich uit bleef kijken. Op haar arm had ze een hele grote tatoeage met ‘Trust No One’, vertrouw niemand, in Gotische letters, een duidelijke boodschap aan de buitenwereld.
Om half twee strompelde ik Deba binnen en stelde daar bed 15 van 56 veilig bij het toeristenkantoor.
In Deba is één herberg met 56 bedden, waar iedereen nu binnendruppelt. Het geeft ook een goede indicatie voor de planning van de komende tijd. Ik telde zojuist nog 5 lege bedden, maar de dag is nog niet voorbij. Met bed 15 zit ik in de veilige marge: zolang ik de anderen er nog uit blijf lopen, hoef ik geen slaapplekken te reserveren.
Een vrouw die de route in omgekeerde richting loopt, vertelde wel dat het verderop lastiger wordt om een slaapplek te vinden. Maar andersom hoor ik ook van wandelaars dat ze bijvoorbeeld maar tot Bilbao lopen. De herberg morgen in Markina heeft 4 bedden minder. Enfin, dat zijn zo de rekensommetjes waar je mee bezig kunt zijn onderweg.

11 05 2025, dag 1; San Sebastián - Zarautz
km: 22.0; st: 33.222

Vanaf dat punt ging het meteen steil omhoog en ik dacht meteen: Oooooow! Jaaaaaa! Zoooo was het (en zal het de komende maand zijn ahum).
Tempo minderen, stappen verkleinen, op ademhaling en hartslag letten en meteen beginnen water te drinken!
Na twee uur fors stijgen en dalen vond ik het wel eens tijd om even te zitten, maar wie zat er op het eerste muurtje dat ik zag? de eerste medewandelaar die ik zag! En zodra ik een plekje gevonden had om te zitten, bleken er achter mij nog veel meer te lopen.
Een groot deel daarvan strandde bij een houten huisje met een houten afdak en een terras, waar koffie geschonken werd, een uur vóór Orio. Aan tafel zaten twee mannen uit Engeland en Australië, vier jonge vrouwen uit New York en Philadelphia die tot Bilbao lopen, een Duitse vrouw en ik. We wisselden wat plezanterieën uit. Dit zijn de mensen die elkaar de komende dagen geregeld gaan zien. Bij het passeren is het handopsteken alvast begonnen.
In Orio had ik opeens hoofdpijn: tòch te weinig gedronken. En teveel opgewarmd. Nadat ik dat aangevuld had en een halfuurtje gezeten, twijfelde ik of ik daar niet zou blijven. De laatste zes kilometer naar Zarautz heb ik toch maar gelopen, op karakter. Ook al één groot stijgen-en-dalen festival. Eenmaal hier, ben ik naar het eerste de beste hostel gesjokt en op bed gevallen voor een herstel-dut.
Daarna ben ik nog buiten geweest om naar de zee te kijken en voor de andere dagelijkse routines (eten, ontbijt kopen). Het was gaan regenen.
Ik moet duidelijk nog in vorm raken. Maarrrr! De kop is eraf! Alles doet het, geen last van de spieren nog. Heel laat zal het vanavond alleen niet worden…

10 05 2025, San Sebastián

San Sebastián ligt rondom een baai met statige bebouwing rondom een breed strand. Het was fris en zwaarbewolkt. De eerste uren zag ik groepen 60-plussers achter personen met een vlaggetje aanlopen. Pas om elf uur begonnen winkeliers spullen buiten te zetten en tegen enen zat iedereen aan de wijn en de pintxos (waag het niet om het tapas te noemen, hier in Baskenland!). Om vier uur begon het serieus te regenen.
In de kathedraal kreeg ik het eerste stempel in mijn Credenciál, het pelgrimspaspoort, daarna deed ik de boodschappen voor het ontbijt morgen en werd het hoog tijd om slaap in te halen die ik in de bus tekort gekomen was.

Morgen zal ik de wekker zetten om 6.00 uur, mij in de wandel-outfit steken die ik vanavond klaarleg. Het boek dat ik bij me heb laat ik achter. De gewonemartkleding ook, bij de eerste dakloze die ik tegenkom.

Wat gaat er mee?
Rugzak, slaapzak, wandelschoenen.
Twee sets wandelkleding: shirts, broeken, sokken, ondergoed.
Bij regen: regenjack, hoes voor rugzak, bij veel regen De Allesoverdekkende Regencape.
Bij zon: smeren, pet, bij veel zon zonnebril.
Bij kou en wind: fleece vest.
Hygiëne: douche-gel, sneldrogende handdoek, tandenborstel, pasta, scheermesjes, nagelschaar, en, onnodig doch ijdel, potje om de in wording zijnde David Lynchkuif te bedwingen.
Wassen: wasstrips, waslijntje, wasknijpers (drogen-aan-bed).
Waterdicht verpakt: notitieboekje, pennen, paspoort, credenciál.
Apotheek: pleisters, sporttape en de middelen die de dokter levenslang voorschrijft na een hartoperatie.
Zakmes, extra oplader voor telefoon.

Gisteravond zag ik op de Franse t.v. de viering van de Europese Bevrijdingsdag. Een groots opgezette show zoals alleen de Fransen dat kunnen. Een defilé van oude legervoertuigen over de Champs Elysee, Macron die kransen legt en praatjes maakt met veteranen, en een spektakel met muziek en dans rondom de Arc de Triomphe: een militair orkest, Zaz kwam voorbij, Nana Mouskouri, Angelique Kidjo…
De achtste mei is hier een nationale feestdag die serieus gevierd wordt. Twee jaar geleden liep ik rond het middaguur nietsvermoedend een dorp in waar alle winkels gesloten waren en het enige restaurant nog een soepje wilde serveren voordat het ook dicht ging. Nadat ik mijn droevig lot beklaagd had (zonder eten naar bed) kreeg ik een heel stokbrood mee, belegd met alles wat er in de keuken overgebleven was.
Ik ben misschien 30 keer in Parijs geweest, maar nog nooit naar het museum voor moderne kunst. Dat stond vandaag op de planning. De vaste collectie is gratis te bekijken en zeker de moeite waard. Maar niet als je een rugzak draagt! Je moet er door een poortje en ik werd de deur gewezen. Geen lockers hier? NEE! Die Franse arrogantie, A!
Aan de overkant, in museum Palais de Tokyo, waren wel lockers, maar daar moest ik dan weer een ticket kopen. Ik moest mijn rugzak op een tafeltje leggen ter inspectie. De portier keer er een poosje beluiteloos naar, en wuifde mij toen maar door. Eenmaal zonder bagage en een ticket rijker mocht ik het museum in. Ik heb er uit protest een drol achtergelaten op de vloer van het toilet.
Maar niet heus hoor! Maar niet heus!!!
Eerlijk gezegd vond ik Palais de Tokyo duizendmaal spannender en eigentijdser en relevanter.



Lopen lopen lopen over verlaten spoorlijntjes in Parijs.
In Parijs ligt een verlaten lijntje dat niet veel mensen kennen: La Petite Ceinture. Het loopt in een cirkel, net binnen de Périferique, de ringweg rond de stad, en is 32,5 km lang. Tussen 1864 en 1934 deed het dienst voor vervoer van personen en tot 1993 als goederenspoorlijn.
Nu is het lijntje buiten gebruik en neemt de natuur de regie over. Sommige delen zijn toegankelijk voor publiek, op andere delen hebben wijkbewoners volkstuintjes aangelegd en sommige stations zijn in gebruik als bar of restaurant. Hier en daar kun je je bijna niet voorstellen dat je dwars door een wijk loopt, zo groen en afgesloten van de buitenwereld is het daar.
Een ander verlaten spoorlijntje dat nu wandelgebied is, is de Coulée Verte René-Dumont. Het is 4,7 km lang en het liep vroeger van het Château de Vincennes, dwars door het 12e arrondissement, naar de Bastille (nu nog vanaf de Périferique). Het groen is er meer ‘aangelegd’ dan La Petite Ceinture, en er wordt naar hartelust hardgelopen, geflaneerd en op bankjes gezeten.
Vanaf de Bastille kun je dan nog naar het noorden lopen over het overtunnelde deel van het Canal Saint Martin, ook helemaal ingericht als een groen wandelgebied. Daarna verder over de kade van het kanaal met zijn sluizen en hoge bruggen.
Daarna werd het eens tijd om de Notre Dame te bezoeken. De kathedraal is sinds december weer open na de brand vijf jaar geleden, geheel schoongeboend en voorzien van een nieuw lichtplan. Waar ik me het interieur van eerdere bezoeken herinnerde als nogal somber, leek het nu veel lichter. Dat lijkt vooral te maken te hebben met de verlichting.
Al met al 25.000 stappen, geen slecht begin.


Het loslaten kan beginnen. Vanavond rol ik met de Eurostar naar Parijs. Daar blijf ik tot vrijdagavond, en dan met de Flixbus in een kalm gangetje naar San Sebastian in Spanje. Daar start mijn wandeling over de Camino del Norte, langs Bilbao, Santander en Gijon.
Na Gijon is er de keuze om óf langs de noordkust te blijven lopen en op het laatste moment af te buigen naar het zuiden, óf door het binnenland te lopen, naar het einddoel Santiago de Compostela. Van de mensen die deze routes al eens gelopen hebben, de Wandelveteranen, weet ik dat beide routes prachtig zijn.
Er is dus geen slechte keuze, zou je zeggen. Maar weet je wat het is? Als je het ene kiest, kies je het andere niet. En dan blijf je toch nieuwsgierig naar die andere route. En ja, zo krijg je vanzelf dat je dan nóg een keer naar Santiago wilt lopen! Enfin, ik ga daar ter plekke wel zien wat ik doe.
Overigens heb ik mij nog helemaal niet ingelezen in de route die ik ga lopen. En dat terwijl er zoveel verhalen over geschreven zijn, en zoveel plekken waar je meer van geniet als je er de geschiedenis van kent. Dat inlezen, daar ga ik morgen aan beginnen.
Bij de vorige wandeling, in 2023, ben ik voornamelijk met deze blog gestart zodat mijn best oude moeder, thans 98, ‘s nachts niet wakker zou liggen van de zorgen over struikrovers en wilde dieren. Maar algauw lazen 150 mensen mee: collega’s, vrienden en andere wandelaars. En niet te vergeten de buurvrouwen van mijn moeder, haar hulp in de huishouding, en degene die haar hielpen bij het douchen.
Daarom doe ik het nu precies hetzelfde: iedere dag een foto en een stukje, en ik publiceer het rond achten. Een van mijn zussen print het dan, want van een scherm lezen, dat gaan we mijn moeder natuurlijk niet meer aandoen.
Ik wens je veel leesplezier!

Ja, ik ga weer wandelen!
Na mijn vorige wandeling, twee jaar geleden, was ik er zeker van dat ik niet nog eens zoiets zou doen. Ik had mijn punt gemaakt. Ik had het afgestreept van mijn wensenlijst, zoiets.
En dan kondigt Chad uit Idaho aan, mei 2024, dat hij een tussenstop van 6 uur heeft op Schiphol. Chad was een van de medewandelaars met wie ik een Camino-vriendschap kreeg. Hij is onderweg naar Porto om vanaf daar naar Santiago de Compostela te lopen.
Ik besluit om hem mee te nemen Amsterdam in, bitterballen eten en naar de tentoonstelling van Abramovic in het Stedelijk Museum. Dan blijkt dat zijn rugzak niet in de lockers van het Stedelijk past. We moeten op zoek naar grotere lockers, in de parkeergarage onder het Museumplein. Zo zijn we zomaar een kostbaar halfuur verder.
Ik kijk dat gedoe met die rugzak eens aan, en hoe belangrijk dat ding eigenlijk is als je onderweg bent. Alle essentiële dingen zitten daar in. Het is jij en je rugzak. Het is als je baby, je zorgt dat je rugzak veilig is. En op datzelfde moment krijg ik de Camino-blues en besluit ik om nog een keer te gaan lopen.
Op 7 mei stap ik in de trein naar Parijs, op 9 mei verder naar het zuiden. Ik ga lopen over de Camino del Norte, langs de noordkust van Spanje. Via Bilbao, Santander en Oviedo. Daar kun je kiezen om de noordkust verder naar het westen te volgen, of de Camino Primitivo te lopen, die meer door het binnenland gaat en een paar dagen vóór Santiago aanhaakt op de Camino Frances, die ik twee jaar geleden liep.
En ja, er komt weer een blog. Hij start op 7 mei. Stay tuned!